Expertises Sectoren

Delen

09.08.2017

De verzekering BA-na levering: over een sibillijns geformuleerde uitsluitingsbepaling met vergaande gevolgen

Een garagist verkocht een tweedehandsvoertuig Peugeot Partner met 77527 kilometers op de teller.  Nauwelijks een week later ging het voertuig in de vlammen op. Een expertise leerde dat de brand ingevolge een gebrek dat zich rechts vooraan in het motorblok situeerde ontstaan was.

De onfortuinlijke koper sprak de garagist aan als beroepsverkoper op grond van de ter zake geldende specifieke aansprakelijkheidsregimes, zijnde enerzijds art. 1649bis BW (de waarborgregeling geldend bij verkoop van consumptiegoederen) en anderzijds art. 1641 BW (aansprakelijkheid bij verborgen gebreken in het kader van een koop-verkoopovereenkomst). Met succes: de vordering werd ingewilligd.

Geen nood dacht de garagist. Vooruitziend als hij was had hij een ruime aansprakelijkheidspolis onderschreven. De betrokken polis omvatte inderdaad een waarborg burgerlijke aansprakelijkheid na levering. Desalniettemin weigerde de betrokken verzekeraar dekking. Volgens de verzekeraar was er geen sprake van enige fout, reden waarom de polis niet kon spelen. Er was – nog steeds volgens de verzekeraar - slechts sprake van een – op de koop toe verborgen – gebrek. Om zijn verweer kracht bij te zetten verwees hij naar de hiernavolgende uitsluitingsbepaling uit de algemene voorwaarden:

“Uitgesloten van dekking zijn:

    • De aansprakelijkheid zonder fout krachtens enige wetgeving of reglementering met uitzondering van deze van 25.02.1991 inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken.
    • …”

Voor de verzekeraar was het duidelijk: de aansprakelijkheid zonder fout dekte hij niet.

Het hof van beroep van Bergen volgde de zienswijze van de verzekeraar (Bergen 10 september 2015, T. Verz. 2017, afl. 2, 207).

Het moge duidelijk zijn dat dergelijke beoordeling de polis sterk uitholt. Wat het meest stoort is dat deze ernstige inperking van de waarborg allesbehalve transparant gebeurt. Integendeel zelfs. In de  aanhef van de polis luidt het dat zowel de extracontractuele als de contractuele aansprakelijkheid na levering gedekt is. In die aanhef zal ook vruchteloos gezocht worden naar enige verwijzing als zou die dekking enkel spelen bij fout. Evenmin wordt er klaar en duidelijk vooropgesteld dat er geen dekking zou zijn bij loutere (verborgen) gebreken. Nochtans is dit niet zo moeilijk. Het is allemaal des te bedenkelijker nu de aansprakelijkheid wegens verborgen gebreken één van de belangrijkste aansprakelijkheidsrisico’s is in hoofde van een garagist. De voorliggende casus is er een sprekend voorbeeld van.

Mocht het werkelijk de bedoeling zijn de  specifieke aansprakelijkheidsregimes van art. 1649bis BW (de waarborgregeling geldend bij verkoop van consumptiegoederen) en art. 1641 BW (aansprakelijkheid bij verborgen gebreken in het kader van een koop-verkoopovereenkomst) uit te sluiten ware het veel eenvoudiger en alleszins duidelijker dit gewoonweg uitdrukkelijk te vermelden in de algemene voorwaarden.

Dat dit niet gebeurde doet vermoeden dat het misschien toch niet de bedoeling was… Overigens wanneer dit allemaal zo duidelijk was, waarom wierp de verzekeraar dit dan slechts voor het eerst op in graad van beroep? Overigens ook het feit dat het argument slechts (te) laat werd opgeworpen is op zich ook al problematisch. Gevolg is dat de partijen (en hun raadslieden) er hangende de expertise onwetend over waren. Mochten zij het wel geweten hebben, hadden zij alsdan ook kunnen debatteren over de gebeurlijke fout van garagist/beroepsverkoper. Op die manier had de polis mogelijk toch kunnen spelen. Thans was dit allemaal niet noodzakelijk…

Wat er ook van zij, onder verwijzing naar het arrest van het hof van beroep van Bergen kan het wellicht geen kwaad in polissen waarin de kwestieuze clausule voorkomt, duidelijkheid te claimen in de bijzondere voorwaarden.

Voorts bevestigt de casus eens te meer dat men zich ook met een verzekeringspolis in de hand nooit “zeker” mag wanen…