Expertises Sectors

Share

19.01.2021

Trekt het Europees Hof van Justitie met haar ruime invulling van het begrip ‘deelname aan het verkeer’ in de WAM-verzekering de groene kaart?

Dat de verplichtingen van de WAM-verzekeraar ver reiken is alom bekend. Voor wie daar toch nog aan twijfelt, brengt het Hof van Justitie dit met haar arrest van 20 juni 2019 nog eens klaar en duidelijk in herinnering. De hoogste rechterlijke instantie in Spanje had het Europese Hof van Justitie een prejudiciële vraag gesteld aangaande de reikwijdte van het begrip ‘deelneming aan het verkeer’. Het ogenschijnlijk louter ‘technisch antwoord’ is mogelijk toch relevanter dan dat het op het eerste zicht lijkt.

Het begrip ‘deelname aan het verkeer’ in de WAM-verzekering

Ook in ons land heeft het begrip ‘deelname aan het verkeer’ reeds de pen van menig praktijkjurist in beweging gebracht.

Vast staat ondertussen wel dat ook een ‘stilstaand motorrijtuig’ of zelfs een ‘geparkeerd motorrijtuig’ in bepaalde omstandigheden kan beschouwd worden als zijnde een motorrijtuig dat ‘deelneemt aan het verkeer’. Als dusdanig kunnen dergelijke ongevallen de WAM-verzekeraar tot dekking  verplichten. Het is dan wel vereist dat het motorrijtuig door de plaats die het inneemt de schade heeft veroorzaakt (Cass. 26 september 2016, www.cass.be).

We kennen ook allemaal de grensgeschillen die WAM-verzekeraars en BA-uitbatingsverzekeraars uitvechten bij ongevallen met motorrijtuigen die tegelijkertijd als werktuig worden gebruikt (BREWAEYS, L., “Het begrip verkeersongeval: blijvende bron van betwisting”, VAV 2013, afl. 6, 3-24).  Over het algemeen dient de WAM-verzekeraar dekking te verlenen wanneer vaststaat dat het ongeval gebeurd is terwijl het voertuig zich verplaatste, deze verplaatsing niet beschouwd diende te worden als een onderdeel van een manoeuvre waarbij het voertuig als werktuig werd gebruikt en de schade veroorzaakt werd op een wijze die karakteristiek is voor de schadeveroorzaking door het gebruik van een voertuig in het verkeer. Dit is bijvoorbeeld het geval voor een tractor die in een werfzone, tijdens het laden, is beginnen bollen doordat de onaandachtige landbouwer/chauffeur nagelaten had om de versnelling in neutraal te zetten (Gent 9 januari 2020, T. Verz. 2020/4, 371).     

De Spaanse casus

Terug naar Spanje. Daar stond ergens te lande, een wagen, gestald in een privé-garage in een gebouw. Tijdens de nacht ging die nochtans splinternieuwe wagen, waarmee de onfortuinlijke eigenaar al 24 uur niet meer gereden had, in de vlammen op. De brand was ontstaan in het elektrisch circuit van de auto. Ook het gebouw liep bij de autobrand aanzienlijke averij op. Kortom, de schrik van menig eigenaar van een (appartements)gebouw. Dit geldt des te meer met de opkomst van de elektrische wagens in het achterhoofd, die niet zelden opgeladen worden in de parkings voorzien in het gebouw. Nu de schade ruim 40.000 EUR beliep ontspon er zich een discussie tussen de verzekeraar van het gebouw en de WAM-verzekeraar aangaande de vraag wie het gelag in deze diende te betalen.

Daar waar de schadelijder in eerste aanleg nog afgewezen werd van zijn vordering tegen de WAM-verzekeraar, besliste de rechter in beroep dat de betrokken wagen wel degelijk deelnam aan het verkeer en dat de WAM-verzekeraar bijgevolg de schadevergoeding diende op te hoesten. De Spaanse WAM-verzekeraar kon zich hier niet mee verzoenen en stelde een voorziening in cassatie in. Het hoogste Spaanse Hof, dat in eerdere gevallen een veeleer restrictieve opvatting had aangehangen aangaande het begrip ‘deelname aan het verkeer’, besliste om de hete aardappel middels een prejudiciële vraag door te schuiven naar het Europees Hof van Justitie.

Het Europees Hof van Justitie kiest voor een ruime invulling

Dit gegeven op zich laat toe in herinnering te brengen dat de verplichte WAM-verzekering zijn oorsprong vindt in het Europees recht, meer bepaald in de richtlijn 2009/103 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven. In die zin is het logisch dat het Europees Hof van Justitie toezicht uitoefent op de uniforme toepassing van deze Europese regelgeving in de ganse Unie. In de aanhef van haar arrest preciseerde het Hof zelf dat deze regelgeving enerzijds het vrij verkeer van voertuigen en hun inzittenden beoogt te bewerkstelligen en anderzijds betracht de slachtoffers in de ganse Unie op eenzelfde wijze te beschermen, dit bovendien op een ruime wijze. Net omwille van deze redenen is het Hof van oordeel dat het begrip ‘deelneming aan het verkeer’ zich niet beperkt ‘tot situaties in het wegverkeer, te weten deelneming aan het verkeer op de openbare weg’, maar dat het ook elk gebruik van een voertuig dat overeenstemt met de gebruikelijke functie van dit voertuig omvat.   

Om die reden kan – nog steeds volgens Het Hof – ook een voertuig dat stilstond toen het ongeval gebeurde ‘deelnemen aan het verkeer’.  Ook de omstandigheid dat de motor van het voertuig al of niet draaide is niet doorslaggevend. Ook de plaats waar het motorrijtuig zich bevond, hetzij op de openbare weg, hetzij elders, is niet determinerend.

Terug aanknopend bij het vooropgesteld criterium behoort ook ‘het geparkeerd staan’ van een voertuig tussen twee verplaatsingen in tot ‘het normale gebruik van een voertuig’. Dit geldt ook wanneer het geparkeerd stond in een privé-garage, ook wanneer het daar al meer dan 24 uur stond.

Het antwoord op de haar gestelde vraag, meer bepaald de vraag ‘of een in een privé-garage van een gebouw gestald voertuig dat overeenkomstig zijn functie van vervoermiddel wordt gebruikt, dat vuur heeft gevat, wat heeft geleid tot een brand – die is ontstaan in het elektrisch circuit van dit voertuig –, die schade heeft veroorzaakt aan dit gebouw, ook al was dit voertuig voor de brand al meer dan 24 uur niet verplaatst’, ‘deelneemt aan het verkeer van voertuigen’ in de zin van art. 3 van de richtlijn 2009/103’, luidt dan ook bevestigend. 

Een zegen voor de vergroening van ons wagenpark?

Ogenschijnlijk betreft het hier louter een technische discussie. Mogelijk zou het arrest toch wel eens relevanter kunnen zijn dan op het eerste zicht vermoed wordt. We weten allemaal dat de elektrische wagen op het punt staat door te breken. Met dit arrest heeft het er alle schijn van dat de schadelast van geparkeerde – én zich gedurende hun parkeersessie opladende en daarbij mogelijk ontbrandende – voertuigen voor rekening van de WAM-verzekeraars zal zijn. Groot voordeel van deze oplossing is dat ‘het verzekeringsprobleem’ dan niet langer een obstakel is voor de vanuit groen oogpunt noodzakelijke elektrificatie van ons voertuigenpark. In de niet verplichte verzekering BA-gebouw zou de kans meer dan reëel zijn dat de verzekeraars dit – niet onaanzienlijk – risico zouden proberen uit te sluiten van de dekking. Door het verplicht te dekken in de WAM-verzekering worden nieuwe territoriumgeschillen, ditmaal tussen de WAM-verzekeraars en de gebouwenverzekeraars dan ook vermeden. Nadeel van de oplossing is uiteraard dat deze schadegevallen de rendabiliteit van de WAM-verzekering wel onder druk dreigen te zetten, met uiteindelijk mogelijk premieverhogingen tot gevolg…

Bovendien blijft enige voorzichtigheid toch nog op zijn plaats. Hoe ruim het Europees Hof van Justitie het begrip ook invult, de ontbranding van het voertuig zal toch nog steeds ‘verband moeten houden met het gebruik van het voertuig’. Voor ‘het opladen’ van het voertuig  ‘tussen twee verplaatsingen in’ lijkt ons dit alleszins het geval te zijn. Voor anderszins in brand vliegende voertuigen zou dit toch nog anders kunnen liggen zodat er mogelijk toch nog ruimte blijft tot discussie...

Uiteraard staat de ploeg van GSJ te uwer beschikking om dit baanbrekende arrest in de dagelijkse procespraktijk in goede banen te leiden.